In het begin van de twintigste eeuw kwam er meer voedsel binnen het bereik van arbeiders. De Eerste Wereldoorlog bracht daar verandering in. Nederland was niet in oorlog, maar ondervond wel hinder van de omstandigheden. De in- en uitvoer van goederen stagneerde. Brood en ander voedsel ging op de bon en er kwamen gaarkeukens. In januari 1917 was een rantsoen voor brood ingesteld. Op 28 juni 1917, toen er geen aardappel meer te krijgen was, werd in de volkswijken van Amsterdam bekend, dat er in de
Prinsengracht een schip met aardappelen lag, bestemd voor het leger. De arbeidersvrouwen van de Oostelijke Eilanden en de Czaar Peterbuurt plunderden het schip, om hun gezinnen te kunnen voeden. Overigens was er geen echt tekort aan voedsel. De wethouder had voor de arbeiders wel een extra voorraad rijst ter beschikking gesteld.
bron: Wikipedia via @meesterhenkvink 2015