Kompels werkten over het algemeen in drie ploegendiensten, waarbij achtereenvolgens elke ploeg acht uur in de mijn werkte. De nachtdienst was voorbehouden aan kompels van 18 jaar en ouder. De nachtdienst was in feite bestemd om die werkzaamheden uit te voeren waardoor het voor de dag- en middagdienst mogelijk was om uitsluitend met kolenwinning bezig te zijn. Te denken valt aan reparatie en onderhoud van machines, controle en reparatie van het kilometerslange spoorwegnet, de luchtverversing, de schachten, de transportbanden enz.
Mijnwerkers droegen op hun hoofd een elektrische petlamp, waarmee zij gericht op hun werk konden schijnen. Ook droegen sommige een mijnwerkerslamp bij zich, deze waarschuwde voor aanwezigheid van het zeer brandbare mijngas.
Elke kompel had een uniek nummer, dat op een penning was geslagen. Deze penning kreeg men bij de portier mee, en werd bij de ingang van de schacht afgegeven. Aan het einde van de dienst werd de penning weer in ontvangst genomen, en afgeleverd bij de portier. Op deze wijze kon men controleren of er geen kompels in de mijn waren achtergebleven.
bron: Wikipedia via @meesterhenkvink 2015